De drachtkalender gebruik de bloeiperiode in combinatie met de nectar- en stuifmeelscore van de plantensoorten in de lijst. De nectar- en stuifmeelscores die in deze drachtkalender worden gebruikt zijn kwalitatieve waarden die niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. Ze geven slechts een indicatie over of de plant aantrekkelijk is voor honingbijen, of deze bloeiwijzen veel of weinig bezocht worden en of de plant i9n potentie veel of weinig nectar produceert.
De nectar en stuifmeelscores zijn gebaseerd op twee bronnen.
In de eerste plaats is gebruik gemaakt van de waarnemingen die imker Arie Koster gedurende vele jaren heeft gedaan aan de bevlieging van honingbijen op verschillende planten, zoals staat beschreven in zijn boek Planten Vademecum (Koster, 2007). Hierin worden scores gegeven van 0 (weinig waarnemingen van bloembezoek door honingbijen) tot en met 5 (constante bevlieging door honingbijen tijdens de bloei).
In de tweede plaats is er gebruik gemaakt van de richtwaarden voor nectar- en stuifmeelproductie door plantensoorten in de Bijenplantengids, uitgegeven door de Koninklijke Vlaamse Imkersbond (van Hoorde et al., 1996). De richtwaarden voor stuifmeel gaan van 0 (geen stuifmeel) tot 5 (150 kg stuifmeel/ha) en voor nectar van 0 (geen nectarproductie) tot 6 (meer dan 600 kg nectar/ha).
Echter, beheersmaatregelen, bodem- en weersomstandigheden sterke invloed hebben op de bloei en de productiviteit van planten. In perioden van droogte zal een plant veel minder aantrekkelijk zijn als drachtplant voor honingbijen en dus ook minder bevlogen worden. De bevlieging door honingbijen kan dus sterk verschillen per locatie en jaar.
Deze drachtkalender hanteert drie klassen voor de stuifmeel- en nectarscores van drachtplanten (tabel 1).
Score 1 is de laagste waarde: deze planten vallen in de bevliegingsklasse 0 t/m 2 of vallen in de richtwaarde van nectar- en stuifmeelproductie 0 t/m 2 of beide. Ook als er geen waarnemingen van bevlieging door honingbijen zijn, hebben planten toch een score 1 gekregen, omdat de bloeiwijzen waarschijnlijk bezocht worden door andere soorten bijen of bloem bezoekende insecten.
Score 2 is de middelste waarde: de planten in deze categorie vallen in de bevliegingsklasse 3 en de richtwaarde voor nectar- en stuifmeelproductie 3. Ook planten in de bevliegingsklasse 4 of een 5, maar met een richtwaarde voor nectar- en stuifmeelproductie van 3 of lager vallen in deze categorie.
Score 3 is de hoogste waarde: planten in deze categorie vallen in de bevliegingscategorie 4 of 5 en hebben ook een richtwaarde voor de nectar en stuifmeelproductie van 4 of 5.
Wanneer de richtwaarden voor nectar- of stuifmeelproductie ontbraken, is er uitgegaan van de bevliegingsklasse, maar dan een klasse lager dan aangegeven (conservatieve waarde).
Er zijn uitzonderingen gemaakt op basis van stuifmeelbemonsteringen die zijn gedaan in 2014 aan het bijenbrood van verschillende bijenvolken op het platteland. Ook op basis van persoonlijke waarnemingen van ervaren imkers en ecologen zijn sommige scores bijgesteld.
In de calculator wordt de nectar- en stuifmeelscore verdeeld over de bloeimaanden van de drachtplant en vermenigvuldigd met de bedekking van het opgegeven landoppervlak. Op deze manier wordt er een indicatie gegeven voor de relatieve nectar- en stuifmeelvoorziening gedurende het seizoen.
NB. De resultaten zijn dus geen absolute waarden, maar zijn indicatief, bedoeld om vooral de periodes met weinig tot geen bloei in het landschap zichtbaar te maken. Deze drachtkalender is niet wetenschappelijk onderbouwd. Het resultaat is een handvat om een constante bloeiboog te realiseren, om te komen tot een bijvriendelijk platteland.